Wat als de bouwheer weigert een stabiliteitsingenieur aan te stellen?

Auteur: jurist Tom Cromphout, studiedienst PROTECT nv - september 2022

Mogelijk heb je het al meegemaakt dat de bouwheer weigert om een stabiliteitsingenieur aan te stellen voor zijn project, ook al vind jij dit als architect noodzakelijk. In sommige gevallen is de bouwheer zelfs bereid een document te ondertekenen, waarin hij alle aansprakelijkheid voor deze beslissing op zich neemt.
Welke houding moet je als architect in dat geval aannemen en wat zijn de risico’s? Kan en mag de bouwheer zomaar een document ondertekenen en je exonereren ?
Wij zetten de aandachtspunten op een rijtje.

Geen wettelijke plicht tot aanstelling

Het gekende artikel 4 van de Wet van 20 februari 1939 legt het monopolie vast van de architect voor de opmaak van de plannen en de controle op de uitvoering van vergunningsplichtige werken. Dit artikel verzet zich er echter niet tegen dat bepaalde technische studies aan specialisten worden gedelegeerd, met name die studies waarvoor de architect geen opleiding heeft ontvangen en buiten zijn bevoegdheid vallen. Dit werd zo geoordeeld door het Hof van Cassatie in een princiepsarrest van 3 maart 1978.

Meer dan 80 jaar na de Wet van 1939 en 40 jaar na het arrest van 1978 is het bouwproces dermate geëvolueerd en complex geworden, dat de noodzaak tot en behoefte aan de aanstelling van dergelijke specialisten alleen maar is toegenomen en vaak zelfs onontbeerlijk is.

Focussen wij op de stabiliteitsingenieur, dan geven wij allereerst mee dat zijn aanstelling noch de opmaak van een stabiliteitsstudie wettelijke verplichtingen zijn.

In tegenstelling tot de aanstelling van een architect voor de opmaak van de plannen en de controle op de uitvoering van werken waarvoor een vergunning is vereist (art 4 Wet 20 februari 1939), is er geen wet die de bouwheer verplicht beroep te doen op een ingenieur. Dit is wat paradoxaal nu de ingenieur juist de stevigheid en stabiliteit van het gebouw kan controleren en garanderen via de berekeningen die hij doet.

Niettemin is het wel mogelijk en vaak noodzakelijk de bouwheer contractueel te verplichten een stabiliteitsingenieur onder de arm te nemen.

De aanstelling contractueel afdwingen

Gezien de afwezigheid van wettelijke verplichting, is het voor jou als architect belangrijk contractueel te voorzien dat de opdrachtgever zich ertoe verbindt een stabiliteitsingenieur aan te stellen, zowel voor de opmaak van de studie als de controle op de uitvoering van de werken die er het voorwerp van uitmaken. Een bouwheer bespaart graag en hoe paradoxaal dit ook mag klinken, de bouwheer bespaart dan helaas vaak op de zaken die juist essentieel en noodzakelijk zijn, veel liever dan op de keuken of badkamer die hij wil .

Is er geen stabiliteitsingenieur aanwezig, dan riskeer je dat men er van uit zal gaan dat de verantwoordelijkheid voor het ontwerp en controle van de structurele delen van het gebouw, zelfs als deze door de aannemer zelf of via zijn leverancier berekend zijn, bij jou als architect zal liggen (de aansprakelijkheid inzake de uitvoering ligt vanzelfsprekend bij de aannemer(s)).

Het is dus belangrijk dat je contractueel overeenkomt dat deze studie en de controle op de uitvoering van de werken die er het voorwerp van uitmaken niet tot jouw opdracht behoort, en dat de opdrachtgever een ingenieur moet aanstellen als jij dit nodig acht. In het voorbeeldcontract architectuur dat je in de Kennisbib van MyProtect kan aantreffen is een dergelijke clausule aanwezig.

Zeer belangrijk om te onthouden is dat aangezien er geen wettelijk kader is met betrekking tot de aanstelling van een stabiliteitsingenieur, diens takenpakket ook niet wettelijk vastligt. Met andere woorden kan de bouwheer met de stabiliteitsingenieur overeenkomen om hem sommige taken wel en sommige taken niet toe te vertrouwen.

Wat betreft de uitvoering van de werken die het voorwerp van de studie/berekening uitmaken, is het fundamenteel dat je je als architect ervan vergewist dat de ingenieur ook een controleopdracht wordt toevertrouwd, en hij ook effectief aan die controletaak voldoet. Dat hij bijvoorbeeld ook het ganse gebouw, of minstens de belangrijke delen van het gebouw als voorwerp van zijn studie krijgt en niet beperkt tot bijvoorbeeld 1 deelaspect. Het is dan ook aangewezen dat je inspraak hebt in het vastleggen van de opdracht die contractueel aan de ingenieur wordt toevertrouwd.

Regelmatig zal de ingenieur met de bouwheer een controleopdracht in regie afsluiten. In dat geval is het als architect zeer belangrijk erop toe te zien dat de nodige werfbezoeken ook effectief worden afgelegd.

Als PROTECT verzekerde kan je het volledige artikel verder lezen binnen de Kennisbibliotheek van MyProtect. Je vindt het artikel terug onder Categorie “10. Tips en Artikels”.
Dit onder categorie “10. Tips en Artikels”
Klik hier om het artikel te raadplegen

Tip 17: Aansprakelijkheid bij prijsstijgingen of toeleveringsproblemen van materialen

KAN JE ALS ONTWERPER AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD WANNEER DE BOUWHEER WORDT GECONFRONTEERD MET PRIJSSTIJGINGEN OF TOELEVERINGSPROBLEMEN VAN BEPAALDE MATERIALEN ?

Auteur: jurist Tom Cromphout, studiedienst PROTECT nv - 26 april 2022

De aanzienlijke prijsstijgingen van bepaalde bouwmaterialen en de toeleveringsproblemen met vertragingen tot gevolg kwamen de laatste maanden via verschillende kanalen regelmatig onder de aandacht. Een en ander is het gevolg van de pandemie maar ook de recent aangevangen oorlog in Oekraïne doet ons vrezen dat we het laatste hiervan nog niet gezien hebben.

Wanneer er zich tijdens de uitvoering situaties zoals bovenstaande voordoen, heeft de bouwheer niet zelden de neiging om hiervoor naar de ontwerper te kijken. De vraag is dan ook: stelt zich hier een aansprakelijkheidsrisico voor jou als ontwerper?

Lees meer

Toepassing van de 50%-regel in het kader van de Wet Peeters-Borsus

De Wet Peeters-Borsus van 31 mei 2017 betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid van aannemers, architecten en andere dienstverleners in de bouwsector van werken in onroerende staat en tot wijziging van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect is in werking getreden op 1 juli 2018.

Drie jaar na datum roept zij echter nog steeds vragen op naar inhoud als naar het toepassingsgebied.

Een van de vragen die ons regelmatig bereikt betreft de toepassing van de 50%-regel in het kader van de Wet. Deze regel bepaalt of het project dat voorwerp uitmaakt van je opdracht al dan niet betrekking heeft op een woning in de zin van de Wet Peeters-Borsus.

“Vanaf wanneer worden de bouw- of renovatiewerken beschouwd als een onroerend werk op een woning in de zin van de Wet van 31 mei 2017? “

Een belangrijke vraag want het antwoord gaat bepalen of je project en de tienjarige aansprakelijkheid al dan niet onderworpen zijn aan de Wet en de verzekeringsplicht die eruit volgt.

Allereerst herhalen we kort het toepassingsgebied van de Wet van 31 mei 2017.

A. Wat voorziet de Wet met betrekking tot haar materiële toepassingsgebied?

Opdat een project onderworpen is aan de Wet Peeters-Borsus, moeten volgende vier voorwaarden cumulatief aanwezig zijn:

  1. Het moet gaan om onroerende werken of immateriële prestaties die betrekking hebben op een bepaald onroerend werk op woningen die in België gelegen zijn;
  2. De definitieve stedenbouwkundige/omgevingsvergunning is afgeleverd na 30 juni 2018 (*);
  3. Het gebouw of het gedeelte van het gebouw moet bij aanvang van de werken wegens zijn aard uitsluitend of hoofdzakelijk (> 50%) bestemd zijn voor bewoning;
  4. De tussenkomst van een architect is wettelijk verplicht.

Het gaat om cumulatieve voorwaarden zodat als één van die voorwaarden ontbreekt, je project niet onder toepassing van de Wet van 31 mei 2017 valt.

(*) Een uitzondering geldt in Vlaanderen waar voor bepaalde werken geen vergunnings- maar een meldingsplicht geldt. Ook op dergelijk project is de Wet van toepassing indien het gaat om meldingsplichtige werken met verplichte medewerking van een architect.

B. Welke woningen vallen onder toepassing van de Wet van 31 mei 2017?

We kunnen in grote lijnen besluiten dat onderstaande projecten onder het toepassingsgebied van de Wet vallen, voor zover ook aan de andere voorwaarden vermeld in A is voldaan:

  • Eengezinswoning;
  • Meergezinswoning (appartementen);
  • Lofts
  • Woning met bureau (woongedeelte = meer dan 50% van de oppervlakte);
  • Gemengde gebouwen (woongedeelte = meer dan 50% van de oppervlakte).

Naast deze projecten zijn er natuurlijk nog andere waarvoor het niet altijd éénduidig is om te bepalen of ze al dan niet onder het toepassingsgebied van de Wet vallen. Bij twijfel adviseren wij je om onze PROTECT studiedienst te contacteren.

C. Toepassing van de 50%-regel:

Artikel 2,4° van de Wet definieert een woning als:
“Een gebouw of het gedeelte van een gebouw, inzonderheid een eengezinswoning of een appartement, dat van bij de aanvang van de onroerende werken wegens zijn aard uitsluitend of hoofdzakelijk is bestemd voor bewoning door een gezin of door een alleenstaande, en waar de verschillende gezinsactiviteiten worden uitgeoefend.”

Het Wetsontwerp geeft ons een indicatie om te bepalen of een gebouw of een gedeelte van een gebouw uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is voor bewoning.

Artikel 2 van de Memorie van Toelichting die deel uitmaakt van het wetsontwerp stelt immers dat “een gebouw wordt beschouwd als hoofdzakelijk bestemd voor bewoning wanneer meer dan 50% van zijn oppervlakte wordt bestemd voor bewoning.”

Gelet op bovenstaande uitleg vestigen we je aandacht op het feit dat de volledige oppervlakte van het gebouw (te bouwen of te renoveren) – en dus niet enkel de oppervlakte van de te realiseren werken of het te renoveren gedeelte – moet in acht genomen worden.

D. Een praktijkvoorbeeld:

Wanneer je betrokken bent bij een gemengd project of een project met één of meerdere kantoren (bvb. aanbouw aan een woning met als doel een tandartsenpraktijk of verbouwingswerken in een gebouw waarvan een gedeelte is bestemd voor bewoning en een gedeelte als tandartsenpraktijk), is de vraag die je je moet stellen de volgende:

“Is meer dan 50% van de oppervlakte van het totale gebouw bestemd voor bewoning?”

Bepalend is dus niet of meer dan 50% van de uit te voeren werken bestemd is voor bewoning.

Indien de verbouwingswerken worden uitgevoerd in de tandartsenpraktijk die deel uitmaakt van het gebouw of er aangebouwd wordt, zou men gevoelsmatig redeneren dat aangezien die werken betrekking hebben op het beroepsgedeelte, ze niet onder toepassing van de Wet Peeters-Borsus vallen aangezien die Wet enkel de woningbouw viseert.

Nochtans is dat niet noodzakelijk het geval.
Als je rekening houdt met de totale oppervlakte van het gebouw en je stelt vast dat het gedeelte dat bestemd is voor woningbouw groter is dan dat bestemd voor professionele doeleinden, dan zijn de eigenlijke werken - hoewel zij enkel aan het niet-woningbouwgedeelte worden uitgevoerd - toch onderworpen aan de voorwaarden gesteld door de Wet van 31 mei 2017, op zijn minst kan dit niet met zekerheid worden uitgesloten.

E. Conclusie

De Wet Peeters-Borsus is van toepassing op woningbouwprojecten. Volgens de Wet is een gebouw een woning van zodra meer dan 50% van de oppervlakte bestemd is voor bewoning. In de meeste gevallen is het vrij eenvoudig om te bepalen of een gebouw een woning is en of de verzekeringsplicht BA10 van toepassing is, maar dit is niet altijd het geval.

Zowel bij nieuwbouw als bij een verbouwing of een aanbouw moet steeds de oppervlakte van het volledige gebouw in ogenschouw worden genomen. Bij een verbouwing of een aanbouw is het niet omdat de uit te voeren werken voor minder dan 50% op een woongedeelte betrekking hebben, dat de Wet per definitie niet van toepassing is.

Het blijft een delicate materie en het is niet altijd een zwart-wit verhaal.
Bij twijfel raden we je aan onze PROTECT studiedienst te contacteren:
assist@protect.be of telefonisch 02 421 17 44.

Brandveiligheid van houten gevels

Iedereen zal zich nog de brand op 14 juni 2017 van de Grenfelltoren in de Londense wijk Kensington herinneren. De brand brak uit op één van de benedenverdiepingen en verspreidde zich razendsnel naar alle hoger gelegen verdiepingen. Hierdoor was het hele gebouw in geen tijd omgevormd tot een brandende toorts. Ten minste 72 doden en 77 gewonden waren het gevolg van deze desastreuze brand.

Dit incident noopte alle betrokken actoren in Europa en daarbuiten tot een grondige evaluatie van de geldende brandvoorschriften. Hoewel de snelle verspreiding van de brand niet aan één factor toe te wijzen was, heeft het onderzoek van de brand in de Grenfelltoren aangetoond dat de samenstelling van de voorzetgevel van het gebouw een belangrijke rol heeft gespeeld.

Ook in België werd de vigerende reglementering en de toepassing ervan tijdens de ontwerp- en uitvoeringsfase door diverse technische instanties tegen het licht gehouden.

Het hoeft geen betoog dat er bij het ontwerpen en uitvoeren van een houten gevelbekleding bijzondere aandacht aan de brandveiligheid besteed moet worden.

Lees meer

Het afsluiten van een minnelijke regeling bij schade

HOE EN WANNEER PAK JE DIT NU JUIST AAN?

Een gerechtelijke procedure is door zijn aard een heel formalistische en behoorlijk ingewikkelde procedure. Hierdoor brengt een gerechtelijke procedure onvermijdelijk allerhande kosten met zich mee, zoals dagvaardingskosten, verdedigingskosten, expertisekosten, rechtsplegingsvergoedingen, intresten, registratierechten, ... om er maar enkele op te noemen.

Lees meer